Qkopchassied2.gif (8166 bytes)



Arttit.jpg (5961 bytes)

pagina 4

 

A1betsal.gif (33023 bytes)

 

Qkopchassied.gif (8147 bytes)


Het beeldenvervod in de Amoraïtische periode (200-500)

De versoepeling tegenover het beeldenverbod was in de Tannaïtische periode vooral gericht geweest op vreedzame coëxistentie met de niet-Joodse omgeving. In de Amoraïtische periode zien wij een nog verder gaande versoepeling en het toenemende gebruik van figuratieve versieringen voor Joodse religieuze doeleinden. Vele synagogen werden net als de Eerste Tempel van figuratieve versieringen voorzien. A4kaper.JPG (5472 bytes)In resten van synagogen zijn allerlei afbeeldingen aangetroffen op Mozaïek-vloeren, op fresco's en in muurreliëfs. Bekende getuigen van deze ontwikkeling vormen de archeologische overblijfselen van synagogen in Kapernaüm, in Dura Europos aan de Eufraat (derde eeuw), in Hamat (iets ten zuiden van Tiberias; vierde eeuw), en Beth Alpha in de vlakte van Beth Sjean (zesde eeuw). In de laatste twee synagogen zijn mozaïekvloeren gevonden met afbeeldingen van religieuze voorwerpen, dieren, dierenriemtekens en zelfs van mensen, waarvan er vier de jaargetijden vertegenwoordigen. Het meest opmerkelijke echter is de afbeelding van de zonnegod Helios, omgeven door runderen die zijn hemelwagen trekken. Dit tafereel is overkoepeld door de maan en de sterren. Van de synagoge te Dura Europos zijn vele fresco's overgebleven met bijbelse en hellenistische voorstellingen.
Zelfs bij de aanleg van synagogen gold een zekere vrijheid om afbeeldingen van levende wezens aan te brengen, hoewel de omgang daarmee mede bepaald bleef door persoonlijke inzichten zoals blijkt uit het hier volgende korte bericht: 'Rav ( eerste helft derde eeuw) kwam naar Babel gedurende de tijd van een vaste. Hij stond op en las uit de Tora. Aan het begin sprak hij een zegenspreuk en aan het eind sprak hij een zegenspreuk. Alle aanwezigen bogen neer. Rav boog echter niet neerwaarts. Daar was een Mozaïekvloer en de schrift zegt: "En je zult je geen steen met voorstellingen plaatsen in je land om daarop te buigen" (Lev. 26:1; bMegilla 22b).

Rav koesterde hoogstens enige bedenkingen tegen de aanwezigheid van de afbeeldingen in de synagoge. De afbeeldingen beletten hem echter niet het gebouw als gebedshuis te gebruiken.
A4kaper2.JPG (12018 bytes)Hij weigerde alleen boven de mozaïekvloer te buigen, teneinde niet de indruk van afgoderij te wekken. De houding van Rav zien wij bevestigd in een passage, die in de Jerusalemse Talmoed is overgeleverd: 'In de dagen van Rabbi Jochanan (Israël derde eeuw) begon men tekeningen aan te brengen op de muren (van de synagoge) en hij protesteerde er niet tegen' (jAvoda Zara II,3).
In een handschrift van de Talmoed Jeroesjalmi vinden wij deze toevoeging: 'In de dagen van Rabbi 'Avoen begon men tekeningen aan te brengen in Mozaïeken en hij protesteerde er niet tegen.'
Rav legde in zijn verklaring van Lev. 26:1 de nadruk op het verbod te buigen. Het verbod een mozaïekvloer te maken, gaat naar zijn mening alleen op voor wie dit doet met de intentie de afbeeldingen te eren. De Targoem Pseudo-Jonathan toont ons dat de stellingname van Rav aansluit bij een in ruime kring aanvaarde uitleg: 'Een van figuren voorziene steen zullen jullie in jullie land niet plaatsen om je daarvoor te buigen, echter een mozaïek dat voorzien is van figuren en afbeeldingen mogen jullie op de vloer aanbrengen indien dit niet is om daarvoor te buigen' .

De bronnen laten zien, dat de relatief flexibele houding tegenover het beeldenverbod stoelt op de uitleg van de wijzen. Het is een vergissing deze houding bijvoorbeeld terug te voeren op bepaalde kringen in Galilea, die zich onder invloed van hun heidense omgeving aan het rabbijnse gezag hadden onttrokken.  A4naro.JPG (16406 bytes)
De plaats van het beeldenverbod binnen de Tien Woorden. Het antwoord op de vraag hoe de rabbijnen zo vrij met het beeldenverbod konden omgaan, ligt besloten in de plaats die het beeldenverbod binnen de Tien Woorden inneemt. Mozes begint zijn toespraak met daarin de kerngeboden van de Tora aldus: Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de Heer, uw God, die u uit het land Egypte uit het slavenhuis heb doen uittrekken. (Gij zult geen andere Goden ...)  
Wat maakt het begin 'Ik ben de Heer uw God'  zo belangrijk, dat de Joodse traditie dit als het eerste woord rekent en het beeldenverbod als het tweede? Was het niet beter geweest meteen met de werkelijke geboden te beginnen? We zullen deze vraag beantwoorden aan de hand van een rabbijnse gelijkenis.  
A4alfa.JPG (8470 bytes)'Waarom werden de Tien Woorden niet aan het begin van de Torah gezegd? Men heeft (hierover) een gelijkenis verteld. Waarmee is het te vergelijken? (Het is te vergelijken) met iemand die een stad binnenging. Hij zei tot de bewoners van de stad: "Laat mij koning over jullie zijn." De bewoners spraken tot hem: "Heb je dan iets goeds voor ons gedaan, dat je koning over ons zou mogen zijn?" Wat heeft de man die koning wilde worden toen gedaan? Hij bouwde de stadsmuur voor hen. Hij bracht voor hen het water binnen de stad. En hij voerde oorlogen voor hen. Hij sprak toen opnieuw tot de bewoners: "Laat mij koning over jullie zijn." Zij spraken toen tot hem: "Zeker, zeker!" Zo deed de Alaanwezige Israël wegtrekken uit Egypte. Hij spleet voor hen de zee. Hij deed voor hen het manna neerdalen. Hij deed voor hen de bron opwellen. Hij deed voor hen de kwartels voorbijtrekken. Hij voerde voor hen de strijd tegen Amalek. Na dit alles sprak Hij tot hen: "Laat Mij koning over jullie zijn." Zij spraken toen: "zeker, zeker" (Mechilta de-Rabbi Jisjma'el, Ba-chodesj, parasja 5).

Rabbi Jannai sprak: 'Ieder die luistert naar zijn kwade drijfveer is alsof hij afgodendienst bedrijft. Wat is de betekenis van de Schriftwoorden: Je zult geen vreemde God bezitten (ook te lezen er zal geen vreemde God in jou zijn) en voor een heidense God zul je niet buigen (Ps. 81:10)? - dit betekent de vreemde die in je binnenstA4dura1.JPG (10377 bytes)e is zul je niet tot koning over jezelf verheffen' (j Nedariem IX,1 [41b]).
Afgodendienstbegint daar waar Gods koningschap verworpen wordt en de mens gehoorzaamt aan andere machten dan de wil van God.
Deze uitleg van afgodendienst verklaart, waarom de rabbijnen figuratieve afbeeldingen niet verwierpen, wanneer deze geen bedreiging vormden voor de exclusieve erkenning van Gods koningschap en gehoorzaamheid aan de geboden van de Tora.

A1menor.gif (6679 bytes)

 



knoppijl.gif (1769 bytes) naar pagina 5     knoppijlter.gif (1787 bytes) terug naar pagina 3    

mainbuttonhome.jpg (1520 bytes)