Dansen voor het aangezicht van God
De schepping danst als het ware voor het aangezicht van God.
De dans is de meest volledige expressie van dank aan de Schepper. Alle delen van de mens
doen mee in een werveling van vreugde, waaraan de hele schepping deelneemt. Al wat leeft
en beweegt prijst de Schepper: De zee bruise en haar volheid, de wereld en wie in haar
wonen; dat de stromen in de handen klappen, de bergen tezamen jubelen (Ps. 98:7-8).
Zelfs de hemellichamen sluiten zich met hun cirkelgangen aan bij deze onophoudelijke
reidans ter ere van de Maker van het al: Looft Hem, zon en maan, looft Hem, alle gij
lichtende sterren (Ps. 148:3). De dans is direct en totaal. Dienaar en ritueel vallen
samen. De scheiding tussen lichaam en ziel wordt in de dans tenietgedaan. Het lichaam
beweegt zich geestelijk, de geest zich lichamelijk (G. van der Leeuw).
Met Vreugde der Wet danst de joodse gemeenschap met de Tora,
zoals een bruidegom met zijn bruid. David danste uit alle macht, toen hij de ark met de
stenen tafelen - Gods geschreven woord - naar Jerusalem bracht. Hij eert God en Zijn
geboden met lichaam en ziel. Hij verootmoedigt zich op drie manieren, met zijn lichaam: En
David danste met alle kracht in het rond voor het aangezicht van de Eeuwige (II Sam.
6:14); met zijn kleding: David nu was omgord met een linnen lijfrok (ibid.); door
zijn gemeenschapszin: David en het gehele huis Israëls deden de ark Israëls opgaan
onder gejubel en de klank van de ramshoorn (ibid. 15). Davids dans geeft
uitdrukking aan totale verootmoediging voor God en getuigt van de gelijkwaardigheid van
alle mensen voor het oog van de Allerhoogste.
David deed al eerder zijn eigen eer en belang wijken voor
die van God, toen hij weigerde de hand aan Gods gezalfde Sjaoel te slaan om zelf
snel koning te kunnen worden. Sjaoel stelde zijn eigen belang daarentegen hoger dan
Gods belang, omdat hij niet op Sjmoeel wachtte met offeren vlak voor de strijd met
de Filistijnen (I Sam. 13). Michal, die opgroeide in het huis van haar vader, doet net als
Sjaoel eigen menselijke eer prevaleren boven die van de Allerhoogste en zij verwerpt
daarom het gedrag van haar echtgenoot.
Michal werpt David voor de voeten dat gehuppel, gedans
en overdreven blijdschap de mens gewennen aan lichtzinnigheid en leiden tot gelach,
spotternij en het verdwijnen van vreze des Heren. Davids antwoordt aan Michal dat
hij juist in zijn dansen ootmoed toont voor het Aangezicht van de Eeuwige: Voor het
aangezicht van de Eeuwige heb ik gedanst. Ja, ik zal mij nog geringer gedragen dan ik deed
(II Sam. 6:21). Maimonides maakt de dans van David tot voorbeeld van de totale inzet voor
Gods geboden, met lichaam en ziel. Naar aanleiding van de muziek en vreugdedansen van de
vromen, oudsten en mannen van daad tijdens het loofhuttenfeest in de tijd van
de Tweede Tempel merkt Maimonides op:
En David
danste met alle kracht in het rond (II
Sam. 6:14). Want de vreugde waarmee een mens zich verblijdt over het doen der geboden en
over de liefde tot God die Hij hun opgedragen heeft, dat is een groots werk. Ieder die
zich van deze vreugde onthoudt, is verantwoording verschuldigd, want er is gezegd: Omdat
gij de Eeuwige, uw God, niet met vreugde en goedheid van hart gediend hebt (Deut.
28:47). Ieder nu die zichzelf in gedachten groot maakt en zichzelf eer toebedeelt en in
eigen ogen geëerd is op die plaatsen, begaat een misstap en is dwaas. Daarvoor waarschuwt
Sjlomo met de woorden: Je zult niet pralen in het bijzijn van de koning (Spr.
25:6). Maar ieder die zichzelf verootmoedigt en zijn lichaam [uiterlijk vertoon] gering
acht op die plaatsen, die is groot, geëerd en hij is iemand die uit liefde handelt. En zo
sprak David, de koning van Israël: Ik zal mij nog geringer gedragen dan ik deed en in
mijn ogen gering zijn (II Sam. 6:22). Grootheid en eer is dan ook niets anders dan je
te verheugen voor het aangezicht van de Eeuwige, want er is gezegd: En Koning David
huppelde en danste in het rond voor het aangezicht van de Eeuwige (vgl. II Sam. 6:14 +
16; Maimonides [1134-1204], Misjné Tora, Hilchot Loelav).
Dansen voor God betekent volkomen overgave. Het is de
vervulling van een gebod zich te verblijden over Gods schepping en Zijn Tora. In de dans
laten wij alle eigendunk varen. Wij laten zien, dat God dienen geen last is, maar opwelt
uit liefde en de goedheid van ons hart. In de dans sluiten wij ons aan bij de gehele
schepping, die voortdurend in beweging is en als het ware danst ter ere van de
allerhoogste.
|