Ster.jpg (915 bytes)

Ps103titc.gif (6978 bytes)

Ster.jpg (915 bytes)

 

A2harprevb.gif (2536 bytes)

 

  Ps103titb.gif (17302 bytes)

 

A2harprev.gif (2541 bytes)

Zegen, mijn ziel, de Eeuwige, en al wat in mij is Zijn heilige Naam. Zo begint David zijn hymne tot de Eeuwige in Ps. 103. Tot vijf maal toe doet hij deze oproep aan de ziel, driemaal in deze psalm en nog twee maal in de aansluitende psalm (104). De vreugde komt rechtstreeks uit de hemelse kern die ieder mens als een prinses in zijn binnenste mag laten wonen. Wie zou God beter kunnen loven dan deze koningsdochter? De ziel weerspiegelt de heerlijkheid van hemelse werelden. Een sterfelijk mens kan de Eeuwige zegenen, wanneer hij in woord en daad Gods koningschap bevestigt.

In vs. 3-5 getuigt David hoe hij persoonlijk Gods bevrijdende en genezende aanwezigheid ervaren heeft. Is hij ernstig ziek geweest of in groot gevaar, dat hij zich verlost weet van de groeve (4)? In dat geval heeft hij zijn ziekte aangegrepen als mogelijkheid tot innerlijke vernieuwing en ommekeer. Hij is niet alleen van de dood gered, maar tevens bevrijd van de ontwrichtende werking van ongerechtigheid (3) - awon. Dit Hebreeuwse woord betekent letterlijk ‘verdraaiing’.

Volgens vs. 6-13 ervaart David dat zijn eigen ziel deel uitmaakt van de ziel van zijn volk. Uit de woorden niet overeenkomstig onze misstappen heeft hij ons gedaan (10) spreekt Davids geborgenheid in de schoot van de gemeenschap. De hymne stijgt zo uit boven een persoonlijk getuigenis en wordt tot leerdicht met grote reikwijdte. De genade die David individueel ervaren heeft, maakt deel uit van Gods genade voor alle verdrukten (6). Speciaal blijk van Gods barmhartigheid is de openbaring van Zijn wetten aan Mosjè (7). Gods verordeningen schenken de gemeenschap eeuwig leven. Ook aan het volk Israël is de gave van herwonnen jeugd (vgl. 5 met 9-10) geschonken, de mogelijkheid tot ommekeer en vernieuwing. Gods barmhartigheid is grenzeloos en staat sinds de openbaring op de Sinaï als de letters op de stenen tafelen in Israëls hart geëtst (vgl. 8 met Ex. 34:6). In vers 13 bereikt de vreugde over Gods genade zijn hoogtepunt: Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen , ontfermt de Eeuwige Zich over hen die Hem vrezen. In de omarming van Israels ziel zijn samen met David nu ook alle Godvrezenden op aarde opgenomen.

JPsalm103.jpg (35741 bytes)

 

Op de ets ziet u David die vanuit de groeve
vol hoop in de richting van de hemel kijkt.
Hij ziet als het ware zichzelf weerspiegeld,
uitstijgend boven zijn aardse lot. In hernieuwde
jeugd ziet hij zichzelf als op adelaarsvleugelen
opgeheven in de avondlucht.
De bloeiende bloem rechts en de verwelkte
bloem links laten zien hoe kortstondig en fragiel
het menselijke leven is.
De harp, niet door mensenhanden bespeeld,
verwjjst naar het stille en woordloze lied
waarmee de gehele schepping haar
schepper lof toezingt. (Ets M. van Loopik


In vs. 14-18 vernemen wij de ware grond van Gods mededogen: de weerloze nietigheid van de mens tegenover zijn schepper. Een mens is sterfelijk. Kort nadat hij aan de grond ontsproten is, verwelkt hij als een bloem op het veld (15-16). David ervaart als Godvrezend mens echter een diepe troost voor zijn kortstondige bestaan. Hij maakt deel uit van een volk, waarmee de Schepper zich voor Eeuwig verbonden heeft. Zijn ‘chèsèd’ - liefderijke verbondenheid - met Israël en alle Godvrezenden die Zijn verbond bewaren, is zonder eind. Indringend en haast beklemmend zijn de woorden over de kortstondigheid van het menselijk bestaan in deze psalm. Zij verliezen echter al hun scherpte in het licht van Gods eindeloze genade en de eeuwige verbondenheid met Zijn volk en alle Godvrezenden. De ervaring van die verbondenheid heeft de joodse filosoof Hermann Cohen als volgt verwoord:

‘En hij werd vergaderd tot zijn volk (Gen. 25:8) ... En je zult in vrede tot jouw vaderen ingaan (Gen. 15:15) .wanneer een mens tot de rustplaats van zijn vaderen ingaat, wordt hij daarmee uitgetild boven het karakter van een individuele persoon. Het is het volk , het is de ziel van het volk waarin de ziel van een individu binnengaat. Het volk sterft niet, maar heeft een geschiedenis die voortduurt. En geschiedenis, de geschiedenis van iemands volk, verleent duurzaamheid en continuïteit aan de individuele ziel. Onsterfelijkheid verwerft de betekenis van het in de geschiedenis voortleven van een individu in de historische continuïteit van zijn volk’ (Hermann Cohen, uit: At the Threshold, Jewish Meditations on Death, ed. M. Swirsky London 1996, 22).

Zo kan David Gods genade beleven in weerwil van zijn eigen sterfelijkheid. Op het moment dat hij zich met Israël één weet, voelt hij zich opgenomen in de eeuwigheid van Gods band met dit volk.

In vs. 19-22 laat David, hierdoor getroost, de psalm eindigen in een prachtige slothymne (19-22). Dezelfde God, Die met alle verdrukten is (6), troont ook hoog in de hemel (19, vgl. Jes. 57:15). Hemel en aarde moge Zijn wil volvoeren. De gehele schepping zingt zijn loflied (22). De psalm eindigt precies zoals hij begonnen is met de oproep aan de ziel: Zegen de Eeuwige, mijn ziel (22).



©  2000 dr. Marcus van Loopik
Alle rechten voorbehouden. Niets van de tekst of van de afbeeldingen van de etsen mag  
op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd zonder mijn voorafgaande toestemming.

De originele etsen zijn in beperkte oplage verkrijgbaar. Oningelijst € 280,- per stuk,
ingelijst € 340,- per stuk (beeldafmeting 30 cm. bij 40 cm.; lijst 50 cm. bij 60 cm.).
Voor reacties en bestellingen van grafiek:e-mail:  
mailknop.jpg (682 bytes)  

knoppijlter.gif (1108 bytes)naar vorige psalm   knoppijl.gif (1102 bytes)ga naar volgende psalm

mainbuttonhome.jpg (1520 bytes)