``                 Olijf.gif (4574 Byte)

Naar hoofdpagina:   Basisknopkl.jpg (825 Byte)

Avot de-Rabbi Nathan (6a-b)

(Spreuken der)Vaderen van Rabbi Nathan

Midrasj, tekst en commentaar)

Dr. Marcus van Loopik
Medewerker Stichting Pardes te Amsterdam, © 2012
Niets van deze website mag op enigerlei wijze worden vermenigvuldigd of openbaar worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van bovengenoemde auteur


Mosjč verdedigt het volk en breekt de tafelen


    
      Olijfb.gif (5153 Byte)




[1a] Volgens Talmoed Jeroesjalmi Ta'aniet 4, h. 5 trachtte God Zelf de stenen tafelen uit de hand van Mosjč te ontrukken, maar de hand van Mosjč bleek sterk en hij smeet ze kapot. Later stemde God evenwel toch met het breken van de tafelen door Mosjč in.

[1b] Zie Talmoed Jeroesjalmi ibid. De stenen tafelen zelf trachtten naar de hemel te ontkomen, maar Mosjč greep ze met beide handen beet en smeet ze stuk (uitspraak van Rabbi Jochanan uit naam van Rabbi José bar Abajje. Volgens Rabbi Nechemja vlogen alleen de letters weg.










Stercd.gif (1440 Byte)













 

 

[3] Babylonische Talmoed Sjabbat 87a; zie Rasji aldaar.


Tekst begin Avot de-Rabbi Nathan 6a

De kracht van Mosjč overtrof allen, er is immers gezegd: 'En met heel de sterke hand en met alle grote ontzagwekkende daden die Mosjč voor de ogen van geheel Israël verrichtte' (Deut. 34:12).[1a] Hij beschouwde ze (de tafelen) aandachtig en zag dat het schrift ervan gevlogen was. Hij sprak: 'Hoe kan ik Israël tafelen geven die niets bevatten? Ik zal ze pakken en breken', zoals er gezegd is: 'Toen greep ik de twee tafelen, wierp ze uit mijn beide handen en brak ze (voor jullie ogen in stukken)' (Deut. 9:17; vgl. Ex. 31:19).[1b]

Uitleg:

Het belang van de gemeenschap staat centraal
Uit ontsteltenis over de afgodendienst brak Mosjč de beide tafelen in stukken. Hij wilde deze niet aan het volk overhandigen, opdat God het niet met de dood zou bestraffen. Want amper had God het volk uit Egypte bevrijd, zodat het volk Hem hiervoor altijd dank verschuldigd was, of het verraadde zijn levende Bevrijder door de extatische verering van een dood afgodsbeeld. Is er een kwalijker belediging van het Opperwezen denkbaar dan dit? De letters van de tafelen vlogen terug naar de hemel, vanwaar zij kwamen. De gebroken, ontheiligde en waardeloos geworden stenen werden daardoor zo ondraaglijk zwaar, dat Mosjč besloot ze op de grond te smijten.[2]

Zodra Mosjč gewaar werd dat de letters van de tafelen verdwenen waren, had het voor hem geen zin meer om ze nog aan het volk te overhandigen. Bovenal handelde Mosjč met oog op het belang van de gemeenschap. Het hele 'project' van de Tora draaide om de gemeenschap als geheel, niet om een enkeling, zelfs niet om een uitzonderlijk rechtvaardig mens als Mosjč zelf! Zijn besluit zich van de stenen te ontdoen past bij de wijze waarop Mosjč met ware zelfverloochening het volk tegenover God verdedigde: 'Ook sprak de Eeuwige: "Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een halsstarrig volk. Nu dan, laat Mij begaan, zodat Mijn toorn tegen hen ontbrandt en ik hen vernietig. Dan zal ik ú tot een groot volk maken". Maar Mosjč trachtte het aangezicht van de Eeuwige gunstig te stemmen etc.' (Ex. 32:9 v.) Mosjč weigerde het aanbod van God om dan maar met hem en zijn nazaten - in plaats van met het volk - het avontuur van de Tora voort te zetten.
Ook deze passage hier in Avot de-Rabbi Nathan mogen we zien in lijn met de functie van deze midrasjverzameling: een les in goed leiderschap voor aankomende rechters en Tora-geleerden.  

'Toen greep ik de twee tafelen vast, wierp ze uit mijn beide handen en brak ze (voor jullie ogen in stukken)' (Deut. 9:17). Dit vers levert een probleem. Waarom is ons medegedeeld dat Mosjč de tafelen vastgreep alvorens deze stuk te smijten? Hij droeg de tafelen immers al met zich mee de berg af!  De midrasj lost het probleem op door te suggereren dat Mosjč de tafelen extra steviger vastgreep, toen de oudsten (of volgens een andere versie was dit God Zelf) ze aan de handen van de woedende Mosjč trachtten te ontrukken. Volgens nog weer een andere weergave trachten de tafelen uit zichzelf terug naar de hemel te vlieden. Mosjč wilde dit voorkomen en greep ze daarom extra stevig beet.

De Babylonische Talmoed[3] laat Mosjč een alternatieve redenering volgen voordat hij de tafelen in stukken brak: indien een 'vreemdeling' (een enkele afvallige, afgodendienaar) al niet mag eten van het Pesachoffer (vgl. Ex 12:43), hoeveel te meer dan is de hele Tora ongeschikt voor een volk dat zich massaal met afgoderij[4] afgeeft!







Sterc.gif (5478 Byte)
Stercd.gif (1440 Byte)













[2] Vgl. Midrasj Jalkoet Sjim'oni op Ex. § 393; vgl. Talmoed Jeroesjalmi Ta'aniet 4, h. 5; het schrift maakte de stenen hanteerbaar, toen het schrift verdween werden ze ondraaglijk zwaar.







 

 

 

 

 

 

 

[4] Een overtreding zo ernstig, dat het iemand die zich er aan schuldig maakt wordt aangerekend alsof hij alle 613 geboden van de Tora overtreden heeft.

 

     Sterc.gif (1440 Byte)

* Rabbi José ha-Gelili, zie sjioer 1, noot 3.

** Letterlijk: 'Blijft zij altijd van mijn heer gescheiden.' Wanneer door middel van het huwelijkscontract eenmaal overspel is aangetoond, kan de vrouw nooit meer huwen met haar echtegenoot. Wanneer echter het bestaan van een huwelijksverbinding niet kan worden bewezen, is zij niet de dood schuldig en kan de koning later alsnog een huwelijk met haar sluiten; zie de aantekeningen in ed. van J. Goldin, The Fathers according to Rabbi Nathan, London 1954, p. 179.
L. Finkelstein (Mavo le-Massechtot etc., wijst op een handschrift uit New York dat leest: 'Indien ik haar nu geen document [gčt] geef, dan ben ik tegenover de koning de dood schuldig en blijft zij voor altijd van mijn heer gescheiden'. Finkelstein geeft aan deze lezing de voorkeur, maar m.i. sluit hij niet aan bij wat de passage als geheel uitdrukken wil; zie L. Finkelstein, p. 127-128.

Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a

Rabbi José ha-Gelili* zegt: 'Ik zal je een gelijkenis vertellen. Waarop lijkt deze zaak? Op een koning van vlees en bloed die tot zijn gevolmachtigde gezant zegt: "Ga en arrangeer een verloving met een mooi meisje, vroom en goed van gedrag." Die gezant ging heen en arrangeerde een verloving. Nadat hij de verloving had geregeld, kwam hij tot de ontdekking dat zij overspel had gepleegd met een ander. Onmiddellijk oordeelde hij bij zichzelf volgens een redenering van licht naar zwaar (a fortiori) en sprak: "Indien ik haar nu het huwelijkscontract geef, dan maak ik haar de dood schuldig[5] en is zij mijn heer voor altijd ontnomen."** [En hij verscheurde het contract]. Zo oordeelde ook de rechtvaardige Mosjč bij zichzelf volgens een redenering van licht naar zwaar. Hij sprak: "Hoe kan ik Israël deze tafelen geven, die hen verplichten tot zwaarwegende geboden, zodat ik hen de dood schuldig maak; er staat immers geschreven: Hij die offert aan de goden, behalve aan de Eeuwige alleen, zal met de ban worden geslagen (Ex. 22:19). Ik zal echter de tafelen pakken, deze breken en hen terugvoeren naar (de weg van) het goede. Dan zal Israël (ter verdediging) kunnen zeggen: Waar zijn de eerste tafelen die jij mee naar beneden hebt gebracht? Deze dingen bestonden slechts in fantasie."'  

Uitleg:

Handelen uit liefde voor de gemeenschap
Deze gelijkenis spreekt voor zichzelf. De verering van het gouden kalf betrof een buitengewoon emotioneel en zwaar beladen vergrijp tegenover de Eeuwige. Het volk had de Eeuwige diep gekwetst. God was als een kersverse echtgenoot die zich meteen al smadelijk bedrogen weet door zijn geliefde bruid! Het verbod van een verloofde vrouw om seksueel verkeer te hebben met andere mannen dan haar partner was in Bijbelse tijden even streng als voor de gehuwde vrouw. De openbaring en de verbondssluiting bij de berg Sinaď vergelijken de profeten met het voltrekken van een huwelijksplechtigheid of verloving tussen God en Israël. De Tora gold daarbij als het 'huwelijkscontract', met daarin beschreven de wederzijdse voorwaarden en sancties voor beide partners. Dit huwelijkscontract voorziet bij echtbreuk - dat is als afgoderij - in de doodstraf.
Opnieuw vinden we benadrukt dat Mosjč, toonbeeld van waar leiderschap, het belang en de toekomst van de gemeenschap stelt boven zichzelf.

 

 

 

 

 

 

[5] Dan wordt zij door mijn toedoen tot de doodstraf veroordeeld.

 

   Boekklkl.gif (8026 Byte)

* Rabbi Jehoeda ben Bathyra, zie sjioer 9, noot 1.

 

 

            Sterc.gif (1440 Byte)

 

 

 

 

 

 

 

[3] In het geval van het breken van de stenen tafelen.

** Rabbi Meďr, Tanna'iet (tweede eeuw), religieus leider tijdens de periode van Bar Kochba. Leerling van Rabbi Akiva en Rabbi Jisjma'el. Hij leverde een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de halacha en de totstandkoming van de Misjna. Nam een liberale houding aan tegenover de Romeinse overheid en de niet-Joodse bevolking.  

[5] 'Moge jouw kracht bestendigd worden' (jisjar kochacha): een gangbare uiting van bewondering en dankbaarheid.


Autonoom in het oordeel,
maar dienaar van het Woord - de Wet


 

Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a

Rabbi Jehoeda ben Bathyra* zegt: 'Mosjč brak de stenen tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen), er is immers gezegd: "Van mond tot mond zal Ik met hem spreken" (Num. 12:8). (Dat betekent:) van mond tot mond heb Ik hem gezegd: 'Breek de tafelen.'

Er zijn er die zeggen: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan dat dit hem uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen), want er is gezegd: "Ik keek toe en zie: jullie hadden tegen de Eeuwige, jullie God, gezondigd"(Deut. 9:16). De Schrift zegt "en ik keek toe" om geen andere reden dan dat Mosjč zag dat het Schrift van de tafelen verdwenen[1] was.' 

Weer anderen zeggen: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen): "Daar zijn ze nog steeds, zoals de Eeuwige mij bevolen heeft" (Deut. 10:5). De Schrift zegt "mij bevolen heeft" met geen andere bedoeling dan dat hem dit bevolen werd en hij ze brak.'

Rabbi El'azar ben Azarja zegt: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen), want er is gezegd: "(Alle grote en ontzagwekkende daden) die Mosjč voor de ogen van geheel Israël verrichtte" (Deut. 34:12), zoals hij daar werd bevolen en (daarna pas handelde),[2] zo werd hij ook hier[3] bevolen en handelde hij (pas na een bevel daartoe).

Rabbi Akiva zegt: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan nadat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd was (te doen), want er is gezegd: "En ik greep de twee tafelen (vast ... en ik brak ze" (Deut. 9:17). Waaraan klampt de mens zich vast, waaraan (klampt hij zich) dat hij zijn Schepper zou weerstaan?'[4]

Rabbi Meďr** zegt: 'Mosjč brak de tafelen niet eerder dan dat hem dit uit de mond van de Almachtige gezegd werd (te doen), er is immers gezegd: "die jij hebt gebroken" (Deut. 10:2) - (lees niet asjčr [die], maar jisjar) "moge jouw kracht bestendigd worden[5] omdat jij ze gebroken hebt."' [6]

 

M-Rembrandt.jpg (78662 Byte)

Rembrandt, Mozes breekt de stenen tafelen

Uitleg:

Vrijheid en gehoorzaamheid

Een aantal Wijzen toonde weliswaar geen moeite met de gedachte dat Mosjč - als leider van het volk en als rechter - zelfstandig oordeelde en conclusies trok, maar wel met de idee dat hij zonder duidelijk mandaat naar dit eigen inzicht zou hebben gehandeld. We herkennen hier iets van de dubbele rol van een rechter, die weliswaar zelfstandig en onafhankelijk beslissingen mag nemen, maar die anderzijds verplicht is tot tenuitvoerlegging van wat geldt als de wet. Hij mag niet voorbijgaan aan democratische processen en gemeenschappelijke besluitvorming. Dus mag hij Gods woord zoals dit zich manifesteert in de mening van de geautoriseerde meerderheid niet negeren.
Die dubbelheid is kenmerkend voor het rabbijnse traditieproces. Discussie en meningsverschillen vormen gedurende dat proces geen enkel probleem. In tegendeel, discussie scherpt de geest en is nodig om het leerproces verder te helpen. Afwijkende meningen worden mede overgeleverd. Maar in de praktijk conformeer je jezelf aan wat geldt als Gods woord, en dat is - in de postprofetische fase waarin wij nu verkeren - de mening van de meerderheid van Tora-getrouwe geleerden.


Op het moment dat de letters van de tafelen verdwenen, doorzag Mosjč Gods wil en wierp de waardeloos geworden tafelen van zich.
Een uitleg van Rabbi Akiva strekt verder. Ook Akiva wilde verhelderen wat de Tora in Deut. 9:17 bedoelt met de mededeling dat Mosjč de tafelen - die hij immers al meedroeg - vastgreep. Rabbi Akiva wijst op een ongerijmdheid in het vers. Een mens houdt doorgaans juist die dingen omklemd waarvan hij geen afstand wil doen. Hoe kan dan gezegd zijn dat Mosjč de tafelen eerst omklemde en ze vervolgens stuk smeet? Slechts één conclusie rest. Mosjč wilde zich aanvankelijk niet van de tafelen ontdoen, maar hij zwichtte uiteindelijk voor Gods bevel en wierp ze toch stuk. Mosjč gaf zich niet snel gewonnen. Hij was woedend op het volk, maar uit verantwoordelijkheid naar de gemeenschap toe wilde hij Gods project van de Tora en Israël niet zonder slag of stoot afblazen. Maar welk schepsel kan zijn schepper weerstreven? Zo luidt de retorische vraag van Akiva. Met tegenzin gaf Mosjč ten slotte gehoor aan Gods bevel om de tafelen stuk te breken. Is het mede dankzij deze heroďsche houding van Mosjč dat de Eeuwige besloot om nieuwe tafelen te laten vervaardigen? 
Volgens Rabbi Meďr zou de Allerhoogste echter juist zijn bewondering en dankbaarheid hebben geuit voor het eigen initiatief van Mosjč om de tafelen stuk te gooien.

Tussen de regels van deze verhalen door herkennen we de reflectie over de grenzen van de vrijheden en verantwoordelijkheden van rechters en Tora-geleerden, en bovenal van hun verantwoordelijkheid naar de gemeenschap toe.



     Boekklkl.gif (8026 Byte)










[1] Letterlijk 'gevlogen’, zoals vogels wegvliegen. Een duidelijk teken dat de tafelen voor de hemel geen waarde meer hadden.

 

 

[2] Verwezen is naar de vele tekenen en wonderen die Mosjč in Egypte voor Farao verrichtte; zie Deut. 34:11.

[4] Bore'o - zijn Schepper; met een mininale tekstcorrectie (verwisseling van 'waw' en 'joed'; deze letters worden in handschriften makkelijk met elkaar verward) kan hier worden volstaan; commentaren geven ook alternatieve, onnodig ingrijpende tekstcorrecties.

[6] Een parallelle versie levert deze laatste uitleg anoniem over; en schrijft aan Rabbi Meďr de uitleg met de verwijzing naar Deut. 10:5 toe (die hier in Avot de-Rabbi Nathan juist anoniem overgeleverd is.) Zie Jalkoet Sjim'oni Sjemot § 393 en vgl. Jalkoet Sjim'oni Ha-alotecha § 740.














        Sterc.gif (1440 Byte)


V
ier goede initiatieven van koning Chizkia
Het Boek der Remedies


Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a

Chizkia, de koning van Juda, deed vier dingen en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Hij verborg het Boek der Remedies en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Hij verbrijzelde de koperen slang en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige [want er is gezegd: '[Hij verbrijzelde de koperen slang die Mosjč gemaakt had, want tot aan die dagen waren de Israëlieten gewoon daarvoor reukwerk te branden' (II Kon. 18:4). En hij verwijderde de offerhoogten en de gewijde stenen, en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige, want er is gezegd: '[Heeft niet juist hij, Chizkia, zijn offerhoogten en de gewijde stenen verwijderd'? Chizkia heeft immers tot Juda en Jeruzalem gesproken met de woorden: Voor één altaar mogen jullie jezelf ter aarde werpen en (alleen) daarop moeten jullie reukoffers brengen' (II Kron. 32:12). Hij sloot het water van de (bovenste mond van de bron) Gichon af en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Er is immers gezegd: 'Het was de zelfde Chizkia die de bovenste mond van de waterbron Gichon afsloot en hij leidde het water rechtstreeks aan de westkant van de stad van David naar beneden. En Chizkia slaagde in al zijn ondernemingen' (II Chron. 32:30).[7]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[7] Zie ook Babylonische Talmoed Pesachiem 56a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[9] Babylonische Talmoed, Nedariem 41a.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

* Maimonides Misjna-commentaar op Nedariem 4,4.

 

[11] Babylonische Talmoed Berachot 60a.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[13] Vgl. het commentaar van Rasji op Babylonische Talmoed Berachot 60a.

 

[15] De beschrijving van het Boek der Remedies aan koning Sjlomo vinden we onder meer in het middeleeuwse geschrift Sefer ha-Refoe'ot dat ten onrechte is toegeschreven aan Maimonides. Dit boek houdt een pleidooi voor de religieuze legitimiteit van de geneeskunst met verwijzingen naar rabbijnse bronnen; zie Sefer ha-Refoe'ot, ed. M. Grossberg, Londen 1900, p. 4 v.

 

 

 

 

 

 

[17a] Rasji op Talmoed Bavli Bava Kamma 85a. Zie verder I. Jakobovits, a.w., p. 3 v.

Uitleg:

Het boek der genezingen
Evenals aan Mosjč schrijft de traditie een aantal initiatieven aan koning Chizkia toe, waar de Allerhoogste Zich nadien bij aansloot; of waar - volgens een latere weergave - de Wijzen uit de generatie van Chizkia mee instemden.[8] De eerste van de vier initiatieven - het verbergen van het Boek van Remedies (Sefer ha-Refoe'ot) door Chizkia - zou ons tot een verkeerde conclusie kunnen verleiden. Ten onrechte zouden we kunnen denken dat de Tora (Tenach) medische behandeling van ziektes verwerpt.

M-Geneeskunst.jpg (40631 Byte)

 

 

Ziekte en voorzienigheid

In allerlei culturen manifesteren zich sectarische groeperingen die zich verzetten tegen medische behandeling van ziekten, aangezien elke ziekte vanuit hun religieuze beleving bezien slechts met God wil kan toeslaan.
Zo zijn er in ons eigen land tot op de dag van vandaag nog altijd orthodox-christelijke groepen die zich verzetten tegen inenting ter voorkoming van kinderziektes.
Een aantal oude rabbijnse tradities schrijft ziekte weliswaar toe aan een of andere morele tekortkoming of schuld, maar men gaat daarbij niet zover medisch behandel radicaal af te wijzen. Wel is het zo dat de Wijzen medisch handelen als onvoldoende voorwaarde voor genezing beschouwen. Zo sprak Rabbi Alexandari in naam van Rabbi Chijja bar Abba: 'Een ziek mens herstelt niet eerder van zijn ziekte dan nadat zijn zonden hem zijn vergeven, zoals er geschreven staat: "Die al jouw ongerechtigheid vergeeft, Die al jouw ziektes geneest" (Ps. 103:3).
'[9] De rabbijnen zijn zich bewust dat schuldgevoelens een mogelijke factor vormen bij het ontstaan en voortbestaan van fysieke klachten. Dat betekent overigens niet dat zij elke ziekte automatisch aan een of andere schuld toeschrijven. Waarschijnlijk wilde ook Rabbi Alexandari slechts benadrukken dat ziekten doorgaans niet bestreden kunnen worden door een arts alleen. Terecht meende hij dat we religieuze factoren van zingeving en schuldgevoelens in de benadering van een patiënt mee moeten wegen. Maimonides, zowel rabbijn als arts, was uiteraard voorstander van medische behandeling van zieken, maar hij behield - evenals Rabbi Alexandari - tegelijkertijd oog voor de geestelijke component van de zieke mens. Een moreel verantwoord leven betekent volgens Maimonides een gezond innerlijk leven. Een gezonde moraal en geest kunnen op hun beurt bijdragen aan lichamelijk welbevinden. Dit inzicht sluit aan bij moderne onderzoeken waaruit bijvoorbeeld blijkt, dat actieve zorg (al is het maar voor een dier) en inzet voor anderen de weerstand en levensverwachting van mensen veelaal verhogen. Goede daden verrichten is nu eenmaal gezond. Met welbevinden kunnen terugzien op een moreel verantwoord leven is van groot belang. Een positief levensverhaal sterkt de gehele persoon. Bij de behandeling van een patiënt is het daarom van belang te weten hoe hij (of zij) in het leven staat en hoe het met zijn sociaal functioneren is gesteld. In hoeverre is iemand in staat het leven als zinvol te ervaren en in hoeverre kan hij het eigen bestaan binnen een grotere context plaatsen? Dat alles is van invloed op gedrag en levensstijl, zaken die op hun beurt direct invloed uitoefenen op de gezondheid.[10]

Een enkele negatieve beoordeling van medisch handelen in de Babylonische Talmoed wordt onmiddellijk gepareerd met een corrigerende opmerking uit de school van Rabbi Jisjma'el. Daarin leren we dat God een arts toestemming verleent om te helen. Sterker nog, het helen van ziekten en het verminderen van lijden is een religieuze opdracht:

»Wanneer men binnengaat om een aderlating te ondergaan dan moet men zeggen: 'Moge het Uw wil zijn, o Eeuwige, mijn God, dat deze behandeling mij moge helen en moge U mij genezen, want U bent een betrouwbare en helende God; en uw genezing is waarachtig, want de mens bezit geen macht om te genezen, maar het is (nu eenmaal) hun gewoonte (om ziekten te behandelen).' Abajje sprak: 'Een mens moet zo niet spreken, want er is geleerd in de school van Rabbi Jisjma'el 'Hij zal hem geheel doen genezen' (Ex. 21:19). Hieruit leren we, dat aan de arts toestemming is gegeven om te genezen.«[11]

Volgens Maimonides* is medisch handelen een religieuze verplichting op grond van het Bijbelse gebod: 'En je zult het hem (zijn gezondheid) teruggeven' (Deut. 22:2). In overeenstemming met een oude midrasj interpreteert Maimonides het object van het teruggeven in dit vers als verwijzing naar de gezondheid van de naaste. Leven en gezondheid zijn als het ware eigendommen waarop onze medemens recht heeft. Passief toezien wanneer iemands gezondheid en leven in gevaar zijn, mogen we vergelijken met ontvreemding van wat de ander het meest dierbaar is.

Het is verhelderend om een parallelle overlevering over de handelwijze van koning Chikia te bekijken in de Babylonische Talmoed. Daarin wordt koning Chizkia gekenmerkt af als een vroom mens, die zich tijdens zijn levensbedreigende ziekte in diep berouw tot zijn Schepper wendt. Hij bad volgens Resj Lakisj vanuit de binnenste kamers van zijn hart, met een verwijzing naar Jeremia 4:19: 'Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart!' Vanaf de bodem van zijn ziel riep Chizkia in alle oprechtheid de Eeuwige aan om hulp.[12] Dat is de persoonlijk context vanwaaruit we het initiatief van koning Chizkia kunnen begrijpen. Zijn hoofdmotief om het Boek der Remedies te verbergen was volgens sommige verklaarders om te voorkomen dat de mensen - in die zedelijk verworden generatie - zouden gaan menen God niet meer nodig te hebben. Hij vreesde dat ze in hun nood niet langer meer tot de Allerhoogste zouden bidden, maar alleen op eigen medisch handelen zouden vertrouwen.[13] Maimonides verwierp deze gangbare interpretatie van de daad van Chizkia als onzinnig en voerde een ander motief voor diens handelwijze aan:

»Zes dingen deed koning Chizkia etc. Deze halacha is een (latere) toevoeging, maar ik zie reden haar te verhelderen omdat dat nuttig is. Het Boek der Remedies was een boek dat ten doel had genezing te bewerken met zaken die de Tora niet toestaat om daarmee de geneeskunst te bedrijven [...][14 ] En zo legt men uit dat (koning) Sjlomo het Boek der Remedies heeft vervaardigd,[15] opdat wanneer iemand ziek was of een of andere kwaal hem trof men dit boek zou aanwenden en men zou toepassen wat in het boek geschreven stond, opdat hij genezen zou. Toen koning Chizkia nu zag dat de mensen niet langer meer steun zochten bij de Eeuwige, Hij zij gezegend, nam hij het weg en verborg het [...] Hoe kan men zulk een dwaasheid toeschrijven aan Chizkia? [...] Volgens deze waardeloze en verwarde mening (van hen) zou een persoon die honger heeft, op zoek gaat naar voedsel en daar van eet - hoewel hij ongetwijfeld daardoor van zijn 'ernstige' ziekte genezen zou worden - gelden als een vertwijfelde ziel die niet op zijn God vertrouwt. Laten we hun zeggen: Wee de dwazen, zoals wij God dankbaar zijn ten tijde dat wij eten, omdat Hij mij heeft doen vinden wat mij verzadigt en mijn honger verdrijft, zodat ik leef en blijf voortbestaan, evenzo ben ik Hem dankbaar dat hij mij een medicament doet vinden dat mijn ziekte geneest etc.« [16]

Maimonides verheldert hier op ironische toon dat koning Chizkia het Boek der Remedies om geen andere reden wegnam dan vanwege de ongeoorloofde praktijken die erin beschreven stonden. Hij deed dat beslist niet vanuit de gedachte dat het toepassen van medische kennis het godsvertrouwen van mensen noodzakelijkerwijze zou verminderen! Integendeel, het is immers God Zelf die ons de wijsheid en het verstand schenkt om ziekten te leren genezen, zoals Hij ons ook de wijsheid schenkt waarmee wij in staat zijn voedsel te verwerven. Wetenschap en religie gingen bij dezer grote denker hand in hand! Volgens Rasji is toepassing van medische kennis juist expliciet toegestaan, omdat mensen dat uit gewoonte sowieso zullen doen. Bij de onvermijdelijke overtreding van een verbod tot medische behandeling van ziekten zouden zij juist gaan denken dat genezing ook zonder Gods wil mogelijk is!
De grote rabbijnse wetscodices onderstrepen dat de mens met Gods hulp en toestemming medische kennis mag toepassen om zieken te genezen.[17b]

 

 

 

[8] Zie Babylonische Talmoed Nedariem 41a.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[10] Zie in dit verband M. van Loopik, Het Juiste Midden - Maimonides: arts rechtsgeleerde en filosoof, Amsterdam 2007, 45 vv.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[12] Zie de geschiedenis van de ziekte en genezing van Chizkia in II Kon. 20.

 

 

 


[14] Maimonides noemt hier vormen van astrologie en dergelijke als verboden genezingsmethoden.

[16] Zie het commentaar van Maimonides op Misjna Pesachiem 4,9; zie in dit verband I.Jakobovits, Jewish Medical Ethics, New York s.a. 260.
















[17b] Zie  Toer Jorč Dea, par. 336; en Sjoelchan Aroech Jorč dea 336,1.

    Boekklkl.gif (8026 Byte)




   Sterc.gif (1440 Byte)


Vier goede initiatieven van koning Chizkia
De koperen slang



Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6a  (herhaling van reeds geciteerde tekst)

Hij verbrijzelde de koperen slang en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige [want er is gezegd: '[Hij verbrijzelde de koperen slang die Mosjč gemaakt had, want tot aan die dagen waren de Israëlieten gewoon daarvoor reukwerk te branden' (II Kon. 18:4).

Uitleg:

Strijd tegen magisch denken
De tekst verhaalt hoe koning Chizkia ook met de vernietiging van de koperen slang een einde maakte aan een vorm van afgoderij, waarmee het door heidendom aangetaste volk genezing van ziekte en onheil trachtte te bewerken. Het ritueel rond de koperen slang gaat volgens de Tora gaat terug op de woestijntijd (zie Num 21:6-10). Sommige wetenschappers veronderstellen dat de priesterklasse in Jeruzalem het verhaal over de koperen slang in de woestijntijd in omloop heeft gebracht om daarmee een etiologische rechtvaardiging te creëren voor haar slangenverering: 'Toen zond de Eeuwige gifslangen onder het volk. Die beten het volk en veel volk uit Israël stierf. En het volk kwam naar Mosjč toe. Zij spraken: "Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Eeuwige en tegen u (verwijten) gesproken. Bid tot de Eeuwige opdat Hij de slangen van ons wegneemt"; en Mosjč bad voor het volk. En de Eeuwige sprak tot Mosjč: "Laat een gifslang maken en plaats hem op een staak, dan zal het gebeuren dat ieder die gebeten is en er naar kijkt in leven blijft." En Mosjč vervaardigde een koperen slang en plaatste hem op de staak; en het gebeurde als een slang iemand beet en hij keek naar de koperen slang, dat hij in leven bleef' (Num. ibid.)

Dit ritueel is uiteraard niet vrij van magische gedachten. De demon - waarvan men meende dat die in een gifslang huisde - kon zo worden bestreden met de macht van zijn spiegelbeeld in de koperen slang. We lezen I Sam. 6:5 hoe de Filistijnen de goddelijke raad ontvangen om beeldjes te maken van gezwellen en muizen waarmee zij de dienovereenkomstige plagen die over hen kwamen konden afweren. Daarbij mogen we overigens niet voorbijgaan aan het feit dat zij tegelijkertijd eer aan de God van Israël dienden te geven. Dit dienstbetoon aan de God van Israël neutraliseerde enigszins het magische karakter van de bizarre opdracht tot het maken van de beeldjes.

In de aggada gaan de rabbijnen uiteraard uit van de historische waarheid van de verhalen in de Tora. Daarom zochten zij naar een geldige reden waarom Chizkia de koperen slang zo radicaal vernietigde, hoewel dit symbool herinnerde aan een door God in het verleden gelegitimeerd ritueel. Hun uitleg in de Misjna is veelzeggend:

     Boekklkl.gif (8026 Byte)

 

 

 

 

 

 

[1] Zie Misjna Rosj ha-Sjana 3,8.


»En het gebeurde toen Mosjč zijn hand ophief, dat Israël de overhand verkreeg; en wanneer hij zijn hand omlaag bracht, dat Amalek de overhand verkreeg. Is het werkelijk zo dat de handen van Mosjč de strijd bevorderden of de strijd hinderden? Het is echter om je dit te leren. Zolang de Israëlieten hun gedachten naar omhoog richtten (d.w.z. op God) en zij hun hart dienstbaar maakten aan hun Vader in de hemel, dan verkregen zij de overhand. Maar zo niet, dan vielen zij (ten prooi aan de vijand). En in gelijke trant kun je (dat) zeggen (ten aanzien van het vers): 'Laat een gifslang vervaardigen en plaats die op een staak; en het zal gebeuren dat ieder die gebeten is en ernaar kijkt in leven zal blijven' (Num. 21:8). Is het werkelijk zo dat een (koperen slang) doet sterven of in leven doet blijven? Maar (ook hier geldt:) wanneer de Israëlieten hun gedachten naar omhoog richtten en hun hart dienstbaar maakten aan hun Vader in de hemel, dat zij dan werden genezen. Zo niet, dan kwijnden ze weg.[1]

 

 


Chizkia vernietigde de koperen slang dus omdat dit oude symbool tot een heidens afgodsbeeld was geworden, hoewel het ooit functioneerde in een ritueel dat juist ten doel had om de verbondenheid met de Eeuwige te bevestigen. In de generatie van Chizkia hadden de priesters dit ritueel losgemaakt van de dienst aan de Eeuwige. Wat eens een legitiem teken was geweest werd door priesters verheven tot een eigen magische werkelijkheid. Ze maakten de slang tot een afgod waaraan zij hun dagelijks reukoffers brachten in plaats van aan God. Wat ooit als helend teken door de Eeuwige was geschonken, was nu losgezongen van de morele en ethische context van de God van Israël.

Indien we de actie van Chizkia vanuit dit perspectief beschouwen, kunnen we er een actuele les uit destilleren. Medisch handelen mag niet worden geplaatst buiten de context van de mens als wezen van lichaam en geest, als schepsel dat emotioneel verbonden is met Zijn Schepper en met de overige schepselen. Genezen is geen mechanisch proces en de mens is geen machine. Onze gezondheid is nooit volledig maakbaar. We blijven als mens afhankelijk van het Opperwezen en we blijven verbonden met de gemeenschap waar wij deelgenoot van zijn, met alle ethische en morele en consequenties die dat met zich meebrengt. Ook voor ongelovigen bevat onze midrasj een les. Het kwaad dat koning Chizkia bestreed is afgodendienst. De gedachte dat we op mechanische of magische wijze - zonder verdere verplichtingen - onze gezondheid en welzijn veilig kunnen stellen, is verwerpelijk. Gezondheid en welzijn kunnen we niet bevorderen zonder ook een blik naar boven of naar binnen te richten, zonder erkenning van onze behoefte aan zingeving en zonder dat we ons moreel functioneren en ons gehele mens-zijn bij dit streven betrekken. De waan van magie en mechanische maakbaarheid, dat is in wezen het kwaad dat koning Chizkia wilde bevechten. Daarom verborg hij het Boek der Remedies en verbrijzelde hij de koperen 'esculaap'.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

    Sterc.gif (1440 Byte)


Vier initiatieven van koning Chizkia
Offerhoogten, gewijde stenen en de bron Gichon


Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan - 6a-b (herhaling van reeds geciteerde tekst)

En hij verwijderde de offerhoogten en de gewijde stenen, en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige, want er is gezegd: '[Heeft niet juist hij, Chizkia, zijn offerhoogten en de gewijde stenen verwijderd? Chizkia heeft immers tot Juda en Jeruzalem gesproken met de woorden: Voor één altaar mogen jullie jezelf ter aarde werpen en (alleen) daarop moeten jullie reukoffers brengen' (II Kron. 32:12). Hij sloot het water van de (bovenste mond van de bron) Gichon af en zijn oordeel stemde overeen met het oordeel van de Alaanwezige. Er is immers gezegd: 'Het was de zelfde Chizkia die de bovenste mond van de waterbron Gichon afsloot en hij leidde het water rechtstreeks aan de westkant van de stad van David naar beneden. En Chizkia slaagde in al zijn ondernemingen' (II Chron. 32:30).

Koning Chizkia verwijderde de offerhoogten, waarop de Ba'al-dienst werd bedreven en de gewijde stenen die een rol speelden in heidense vruchtbaarheidsriten. We vernemen dat hij de gewijde stenen verbrijzelde en in stukken brak, de offerhoogten afbouwde en de altaren die daarom stonden neerhaalde en vernietigde (vgl. II Kon. 18:4 en II Chron. 31:1). Het zou nauwelijks zin hebben speciaal mee te delen, dat God en de Wijzen met deze actie tegen afgoderij instemden. Chizkia streefde met zijn reformatie naar centralisatie van de cultus (zie II Chron. 31). Hij vernietigde daarom ook offerhoogten en altaren in het land waarop men offers bracht voor de Eeuwige Zelf. We vernemen hoe Chizkia de dienst van de Levieten en priesters zo indeelde, dat allen voortaan regelmatig dienst konden verrichten in de Tempel van Jeruzalem (II Chron. 31). Dat God met deze actie instemde, blijkt mogelijk al mede uit de mededeling in II Chron. 32:30: 'En Chizkia was voorspoedig in al zijn werk.'

 

M-Gichon.jpg (50957 Byte)

 

Als vierde belangrijke daad sloot Chizkia het water van de Gichon-bron af. Deze waterbron lage zuidelijk ten opzichte van het Tempelterrein. Van hier leidde hij het water door een onderaardse tunnel met een boog naar het nog zuidelijker gelegen Siloam-bekken. Zo maakte Chizkia de stad beter verdedigbaar tegen een belegering door de Assyriërs, tegen wie hij in opstand kwam en aan wier heidense invloed hij een einde wilde maken: 'De Eeuwige was met hem. Overal waar hij uittrok, handelde hij verstandig; en hij kwam in opstand tegen de koning van Assyrië en diende hem niet meer' (II Kon. 18:7). Ook dit hakken en graven van een watertunnel kon volgens de passage in Avot de-Rabbi Nathan rekenen op Gods instemming, of op die van de Wijzen. Volgens de paralleltekst in de Babylonische Talmoed Pesachiem (56a) stemden de Wijzen van zijn generatie echter juist niet in met deze actie! In deze Talmoedische tekst worden meer daden van Chizkia vermeld die minder fraai waren en konden rekenen op de afkeuring van de Wijzen. Zoals toen Chizkia het goud van de deuren van de tempel van Jeruzalem liet verwijderen om dit te schenken aan de koning van Assyrië. Met deze dubieuze gift trachtte hij de Assyriërs gunstig te stemmen opdat koning Sancherib van een verdere strijd tegen Israël en Jeruzalem zou afzien. Een onverkwikkelijk gebeuren dat we beschreven vinden in II Kon. 18:16: 'In die tijd sneed Chizkia het goud af van de deuren en deurposten van de tempel van de Eeuwige. Chizkia, de koning van Juda, had die met goud laten overtrekken. Hij gaf dat goud aan de koning van Assyrië' (II Kon. 18:16). Niettemin had Chizkia toch zoveel goeds gedaan dat het gunstige eindoordeel over hem onverlet blijft: 'En Chizkia slaagde in al zijn ondernemingen(II Chron. 32:30).





























 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

     Boekklkl.gif (8026 Byte)














  

Sterc.gif (1440 Byte)




















[3] Michtam, een moeilijk te interpreteren aanduiding van het karakter van dit lied van David. De midrasj leest het woord (wel heel erg speels) als een samenstelling. Op de plaats waar de snede (makka) zou moeten plaatsvinden, was David reeds tam (perfect), dat wil zeggen: besneden.


Job - besneden ter wereld gekomen



Vervolg tekst Avot de-Rabbi Nathan 6b 

Wat is de omheining die Job maakte om zijn woorden?
Welnu, de Schrift zegt (over hem): 'Een volmaakt en rechtschapen man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad' (Job 1:8). Dat leert ons dat Job zichzelf verre hield van wat tot overtreding zou kunnen leiden, van al wat ondeugdelijk is en van al wat daar (alleen maar) op lijkt.

Indien dat zo is, waarom luidt het Schriftwoord dan 'Een volmaakt en rechtschapen man'?[1] Dit leert ons echter dat Job besneden ter wereld is gekomen. Ook de eerste mens is besneden ter wereld gekomen [andere versie: geboren, geschapen], omdat er gezegd is: 'En God schiep de mens naar Zijn beeld' (Gen. 1:27). Ook Sjet kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'En hij verwekte (een zoon) naar zijn gelijkenis, overeenkomstig zijn beeld' (Gen. 5:3). Ook Noach kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Een rechtvaardig en volmaakt man was hij onder zijn tijdgenoten' (Gen. 6:9). Ook Sjem kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'En Malchitzčdčk, de koning van Sjalem' (Gen. 14:18).[1b] Ook Ja'akov kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Want Ja'akov was een volmaakt man die in tenten verbleef' (Gen. 25:27). Ook Josef kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Dit zijn de geboortegeschiedenissen van Ja'akov: Josef (die zevenendertig jaar oud was etc.)' (Gen. 37:2). Was het niet geschikter geweest om te zeggen: 'Dit zijn de geboortegeschiedenissen van Ja'akov: Re'oeven etc.'? Waarom noemt de Schrift (hier) dan Josef? Maar (dit is om het volgende duidelijk te maken:) zoals Ja'akov besneden ter wereld kwam, zo kwam ook Josef besneden ter wereld. Ook Mosjč kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: '(De vrouw werd zwanger en baarde een zoon;) en zij zag dat hij goed (mooi) was etc.' (Ex. 2:2). Wat zag zijn moeder dan in hem dat hij mooier en lovenswaardiger was dan andere mensen? Zij zag echter dat hij besneden ter wereld was gekomen. Ook de goddeloze Bileam kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: '[Het woord van de man wiens oog geopend[2] is.] Het woord van hem die de woorden van God hoort' (Num. 24:34). Ook Sjmoe'el kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'En de jongen Sjmoe'el groeide verder op, hij werd goed bevonden (zowel bij de Eeuwige als bij de mensen)' (I Sam. 2:26). Ook David kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Michtam[3] van David; Behoed mij, o God, want bij U zoek ik mijn toevlucht' (Ps. 16:1). Ook Jeremia kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder tevoorschijn kwam, heb Ik u geheiligd' (Jer. 1:5). Ook Zerubbabel kwam besneden ter wereld, want er is gezegd: 'Ik zal u, Zerubbabel, zoon van Sje'altieel, Mijn dienaar, nemen luidt het woord van de Eeuwige; en Ik zal u tot zegel maken' (Chag. 2:23[24]).[4]

     Boekklkl.gif (8026 Byte)







[1a] Was het dan niet voldoende geweest op te merken dat Job rechtschapen was?  Welke volkomen rechtschapene zou niet volmaakt zijn?






[1b] Sjem, de oudste zoon van Noach wordt in de traditie vereenzelvigd met koning Malchitzčdčk (Gen. 14); zie o.a. Babylonische Talmoed Nedariem 32b.


[2] In het Hebreeuws sjetoem ha-ajin (wiens oog ontsloten is) - op speelse wijze gelezen als: sjč-tam ha-ajin - wiens oog volmaakt is; of als: wie volmaakt was voor het oog (dus besneden).

[4] Ook hier een speelse woordspeling. De tweede lettergreep van het woord 'chotam' (zegel) - tam (volmaakt) - is benut als toespeling op de volmaaktheid en de besneden staat van de profeet.

 


Uitleg:

Volmaakt ter wereld gekomen?
Job heeft evenals God en de Wijzen een omheining gemaakt rond zijn woorden en daden, opdat hij zover mogelijk verwijderd bleef van de grens van het ontoelaatbare. Hij legde zich om wille daarvan meer beperkingen op dan de letter van de Wet - strikt genomen - van een mens verlangt. De aangevoerde bewijsplaats - Job 1:8 - is aanleiding tot de vraag: waarom Job zowel volmaakt als rechtschapen wordt genoemd? Sluit rechtschapenheid of volmaaktheid niet sowieso alle deugden in? Wie volmaakt is, zal toch zonder meer ook rechtschapen zijn. Verklaarders trekken daarom de conclusie, dat het vers met opzet twee accenten legt. Rechtschapen was Job in zijn handelwijze en karakter. Volmaakt was hij in lichamelijke zin. Op het moment dat hij ter wereld kwam, was hij reeds volkomen af. De aanvulling van de besnijdenis, die andere manlijke borelingen nog ter vervolmaking na hun geboorte behoeven, had Job niet meer nodig.
De volgende anekdote vertelt hoe een heidense filosoof * Rabbi Hosjaja met lastige vragen klem trachtte te zetten. Waarom zou God jongetjes geboren laten worden met een voorhuid, om die vervolgens op Zijn eigen bevel te laten verwijderen? De Schepper had ouders en kind de moeite en de pijn kunnen besparen. Waarom een kind met een overbodige lichaamsdeel ter wereld te laten komen? Rabbi Hosjaja pareert de aanval handig. Hij argumenteert dat juist het wegnemen van de voorhuid een man in de gelegenheid stelt tot vervolmaking. Besnijdenis betreft geen overbodige handeling. Het is juist een zinvolle ingreep en betekenisvol teken van een moreel seksueel leven.


















* Rabbi Hosjaja is Rabbi Osjaja, een Amora uit Erčtz Jisra'el van de eerste generatie. Werd in zuid-Israël geboren en verbleef in Caesarea, waar ook veel niet-Joden woonden.



[5c] In tegenstelling tot de baard, die pas groeit vanaf de volwassenheid (en die daarom met meer respect behandeld moet worden dan het hoofdhaar). Zie commentaar Etz Josef op Beresjiet Rabba 11, 6[7].


Besnijdenis - vervolmaking van de mens

»Een filosoof vroeg aan Rabbi Hosjaja: 'Indien de besnijdenis zo geliefd is, waarom werd deze dan niet al aan de eerste mens (als natuurlijk fysiek kenmerk) gegeven?' Hij antwoordde: 'Waarom scheert deze man[5a] de randen van zijn hoofd(haar) af en laat hij de rand van zijn baard staan?' (Hij antwoordde:) 'Omdat het (hoofdhaar) bij hem[5b] al groeit vanaf zijn babyjaren'[5c]. Hij antwoordde: 'Laat die man dan zijn oog blind maken, zijn handen afsnijden en voeten afhakken [die immers ook al vanaf de geboorte aanwezig zijn.'[5d] Hij reageerde: 'Tot zulk een argumentatie zijn wij gekomen?!' Rabbi Hosjaja sprak (tenslotte): 'Ik mag je niet met lege handen wegzenden. De echte reden is als volgt: Alles wat in de eerste zes scheppingsdagen geschapen werd, behoefde (verdere) bewerking. Zoals mosterd moet worden gezoet, lupines moeten worden gezoet, tarwe moet worden vermalen, zo behoeft de een mens vervolmaking ('tikkoen') (door middel van de besnijdenis).«[6]

Rabbi Hosjaja maakt duidelijk dat mensen voortdurend en op allerlei manieren aan zichzelf en de natuur 'werken'. In dat opzicht is het toepassen van de besnijdenis geen uitzondering. De besnijdenis staat symbool voor de opdracht zichzelf in alle opzichten tijdens het leven te vervolmaken. Evenals vele van die vergelijkbare handelingen is de besnijdenis dus een metafoor voor 'tikkoen', de perfectionering van onszelf en van de schepping.   

 


[5a] Hebreeuwse zegswijze; bedoeld is: waarom scheer jij de randen van jouw hoofd(haar) af etc.?
[5b] Dat wil zeggen: bij mij.
[5d] Evenals het hoofdhaar.

 

[6] Midrasj Beresjiet Rabba 11,6 [7]..

 


De besnijdenis functioneert dus als fysiek merkteken van perfectionering. In zijn verwijzing strekt dit teken veel verder dan lichamelijke veredeling alleen. De besnijdenis geldt als teken van het verbond en van de ethische levenswijze die dit verbond van de mens als bondspartner eist. De bewijsvoering rond Job is in dit verband tekenend: een volmaakt en rechtschapen man' (Job 1:8). Hier komen fysieke (volmaakt) volmaaktheid en morele volmaaktheid (rechtschapen) in de persoon van Job samen. Het Hebreeuwse woordje 'tam' (volmaakt) verwijst dus naar het feit dat Job vanaf de geboorte fysiek perfect was, dus besneden. In het verlengde daarvan wordt hij eveneens gekenmerkt als een rechtschapen (jasjar) mens.

 

 


Besnijdenis van Avraham - teken van lichamelijke en geestelijke perfectie

Deze combinatie van fysieke en morele perfectie kunnen we herleiden tot de persoon van Avraham. De verbondssluiting met Avraham - en het verhaal over zijn besnijdenis - begint met de woorden van de Eeuwige: 'Ik ben God de Almachtige (El Sjaddai), wandel voor Mij uit en wees onberispelijk (tamiem)' (Gen 17:1). De besnijdenis smeedt als het ware Avraham en zijn nageslacht tot volk aaneen, een volk dat zich verplicht volmaaktheid na te streven. De rabbijnse traditie bevestigt de hechte band tussen beriet mila en Tora. De besnijdenis is meer dan uiterlijk ritueel. Het gebruik vormt de uiterlijke bevestiging van wat de mens innerlijk moet motiveren en beteugelen. Dit blijkt uit de opdracht in de Tora om ook het hart te besnijden: 'Besnijdt dan de voorhuid van jullie hart en weest niet meer hardnekkig' (Deut. 10:16; vgl. Deut. 30:6). Een mens moet als het ware de harde laag die zijn hart bedekt afpellen, zodat hij de Tora direct op zijn hart leggen kan. Met evenveel dynamiek zet de Tora deze opdracht echter om in een goddelijke belofte: ‘De Eeuwige, uw God, zal jouw hart besnijden en ook het hart van jouw nageslacht, zodat je de Eeuwige, jouw God, met je gehele hart en ziel zult liefhebben’ (Deut.30:6).

 

 


De midrasj noemt hier in Avot de Rabbi Nathan een reeks personen die evenals Job besneden ter wereld zouden zijn gekomen. Een dispositie tot volmaaktheid en tot bepaalde geestesgaven was bij hen al vanaf de geboorte aanwezig. Het zijn alle personen die later begiftigd bleken met de gave van profetie, of personen die geschikt bleken voor de werking van Gods heilige geest. Dienovereenkomstig kwamen zij tot grootse daden. Adam schouwde als een groot mysticus - althans voorafgaande aan zijn val - van het ene einde van de wereld naar het andere. Hij was geschapen naar Gods beeld. In dien hoofde was hij naar lichaam en geest volmaakt. Ook Sjet werd overeenkomstig dit beeld van God geboren. Hij werd erfgenaam van Adams geestelijke inzichten. Noach was een in alle opzichten gaaf persoon. Hij wordt evenals Job aangeduid met het woordje 'tam' - volmaakt! Zijn volmaaktheid uitte zich in een rechtvaardige en onberispelijke levenswandel. De rabbijnen identificeren koning Malchitzčdčk met Sjem.[1b] Hij is als 'sjalem' (volledig) gekenmerkt. Daarmee gold deze koning als een persoon waaraan niets meer te verbeteren viel. Ook Ja'akov wordt - evenals Job en Noach - 'tam' genoemd. Hij verbleef in tenten (doorgaans in de aggada gezien als toespeling op de leerhuizen waarin hij verkeerde). Daarmee wordt zijn fysieke volmaaktheid gekoppeld aan een leven vol Tora-studie. De Tora plaatst in Gen. 37:2 de naam Ja'akov naast die van zijn zoon Josef (en niet naast die van Re'oeven). Dat is opmerkelijk, omdat een genealogie doorgaans met de oudste zoon begint. Er had 'dit zijn de geboortenissen van Ja'akov, Re'oeven etc.' moeten staan! De opvallende nevenschikking van Ja'akov en Josef bracht de Wijzen in de aggada ertoe een aantal overeenkomsten tussen Josef en zijn vader te veronderstellen. Daaronder het gegeven dat beiden besneden ter wereld waren gekomen. Het begin van de genealogie van Ja'akov met Josef wijst ook op de doorslaggevende rol van Josef in de ontstaansgeschiedenis van Israël. Mede dankzij zijn bijzondere gaven als ziener en duider van dromen, raakten Ja'akov en diens andere zonen in Egypte. En zo werd Egypte de kraamkamer van het Hebreeuwse volk. Mosjč is eveneens aangemerkt als 'goed' vanaf de geboorte. Hij was al vanaf zijn prille begin gepositioneerd voor de hoogste graad van profeetschap. Van een bijzondere dispositie en ontvankelijkheid voor Gods geest was zelfs bij de heidense Bileam sprake. Met wat fantasie kon de vroege aggada ook hem kenmerken als een volmaakt ('tam') persoon, vanaf de geboorte. Het was zijn voorbeschikking om het volk Israël te zegenen. Ook de profeet Sjmoe'el was al 'goed' zodra hij ter wereld kwam, besneden en gepositioneerd tot het profeetschap. David was een mens die gegrepen werd door Gods heilige geest bij het componeren van vele liederen. Een vrome zanger met ongekende aanleg en talent. Met een woordspeling is ook hij gekenmerkt als 'tam'- volmaakt van lijf en leden. Ook de profeet Jeremia was geheiligd tot het profeetschap vanaf de moederschoot. Zerubbabel was voorbestemd tot een grootste rol in Israëls geschiedenis van na de ballingschap. Ook bij hem is - om het bewijs van zijn volkomenheid te leveren - een woordspel nodig. De wijzen typeerden ook hem als 'tam' (volmaakt) vanaf de geboorte.

Hoewel de keuze voor de genoemde personen berust op een exegetisch fundament, is die keuze niet uitsluitend ingegeven door filologische exegese. Alle genoemde namen verwijzen naar personen die vanaf de geboorte voorbeschikt waren voor een uitzonderlijke rol in Israëls geschiedenis. Zij bezaten een natuurlijke aanleg voor die rol. De vraag hoe hun voorbeschikking te rijmen valt met geloof in de vrije wil, is een filosofische kwestie die wij in feite niet met de aggada en haar speelse fantasie mogen verbinden. De volgende overdenking van Maimonides - over de voorbeschikking van Jeremia tot profeet - kan ons de genoemde ongerijmdheid makkelijker doen aanvaarden:

 

 

 

 

 

 

[7] Dat wil zeggen: een zeker geestelijk talent en ontvankelijkheid voor Gods geest.

[9] Zie Maimonides, Morč Nevoechiem, II,45; ook Bileam kende een periode dat hij rechtvaardig was; vandaar dat Gods heilige geest door zijn mond sprak: 'En de Eeuwige legde een woord in de mond van Bileam' (Num. 23:5) - dat is volgens Maimonides alsof gezegd is dat Bilam sprak met hulp van Gods heilige geest.









[12] Midrasj Sifré Devariem, We-zot, Piska 357.


»We vinden echter vele teksten, waaraan sommige schriftverzen verbonden zijn en andere woorden van de Wijzen, en alle volgen dit principe. En dat is, dat de Eeuwige wie Hij maar wil en wanneer Hij maar wil, doet profeteren; maar wel juist iemand die perfect is en de uiterste graad van vroomheid heeft bereikt. Maar wat betreft een van de ongeletterden onder het volk is dit volgens ons niet mogelijk - ik bedoel dat Hij een van hen tot profeet zou maken - tenzij het zou kunnen zijn dat Hij een ezel of kikker tot profeet maakt. Het is bij ons een noodzakelijk basisprincipe dat er in ieder geval sprake moet zijn van voorbereiding (training) en vervolmaking, dan (pas) zal de mogelijkheid ontstaan waarvan het besluit (om iemand tot profeet aan te stellen) van de Eeuwige afhangt. Je moet je niet laten misleiden door het Schriftwoord 'Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder tevoorschijn kwam, heb Ik u geheiligd' (Jer. 1:5). Want zo is de situatie bij iedere profeet, (namelijk) dat hij een natuurlijke dispositie[7] nodig heeft vanaf het eerste begin van zijn ontstaan.«[8]

Maimonides leert dat - anders dan volgens bijvoorbeeld de filosofische traditie - het profeetschap door de rabbijnen nooit tot de maakbaarheden van het leven is gerekend. Profetie blijft ondanks alle menselijke inbreng een gave van de Allerhoogste. Zonder Gods beschikking en inwilliging wordt niemand profeet! Maar andersom is de gave van de geest niet uitsluitend een kwestie van goddelijke voorbeschikking. Ook de aspirant-profeet en charismaticus moet zelf zijn aandeel leveren in spirituele voorbereiding en door een onberispelijke levenswandel. Naast aanleg en goddelijke beschikking blijven training (in kennis en deugdzaamheid) en voorbereiding noodzakelijk. Dat mag zelfs gezegd worden van de profeet Bileam. Hij ontpopte zich als een slechte heidense man, maar niettemin was hij een persoon van zekere statuur.[9] In een oude midrasj wordt hij tot een van de zeven profeten onder de volkeren gerekend. Ook naar de volkeren heeft de Eeuwige immers profeten gestuurd: »De Heilige, Hij zij gezegend, bood de afgodenvereerders geen gelegenheid tot excuus, zodat ze in de tijd die komen gaat zullen kunnen zeggen: 'U hebt ons immers van U verwijderd gehouden'. Wat deed de Heilige, Hij zij gezegend? Op dezelfde manier waarop hij in Israël koningen, Wijzen en profeten deed opstaan, zo deed Hij dat ook onder de volkeren van de wereld [..]. Op dezelfde manier deed Hij Mosjč opstaan voor Israël en Bileam voor de volkeren etc.«[11]
Een andere midrasj gaat nog verder en somt een aantal punten op, waarin Bileam de grote profeet Mosjč nog overtrof: »Er stond in Israël niet nog een profeet op als Mosjč. In Israël stond zo'n profeet niet op, maar onder de volkeren van de wereld stond hij op. Wie was dat Dan? Bileam, de zoon van Be'or. Er was echter verschil tussen de profetie van Mosjč en de profetie van Bileam. Mosjč wist niet Wie met hem sprak, maar Bileam wist Wie met hem sprak, want er is gezegd: 'Een spreuk van hem die de woorden van God hoort' (Num. 24:16). Mosjč wist niet wanneer Hij met hem sprak, maar Bileam wist wanneer Hij met hem sprak, want er is gezegd: 'Die weet wat de Allerhoogste weet' (Num. ibid.) etc.«
[12]

Deze midrasj geeft ons hier een lesje in genuanceerd denken. Zelfs je grootste vijand mag je niet puur in zwarte tinten afschilderen. De eerlijke nuance eist altijd een contrast tussen licht en donker, naast tussentinten. Zelfs schurken beschikken soms over bewonderenswaardige eigenschappen. Hun kwaadaardigheid is niet inherent, maar komt voort uit de verkeerde inzet van hun talenten en eigenschappen. Wie een schurk weet te veranderen kan de grootste vloek in de grootste zegen doen verkeren.

Van Maimonides leren we dat ook de volkeren beschikken over hun profeten. De waarheid vind je niet uitsluitend in eigen huis of groep! Niet wie iets zegt is bepalend, maar de waarheid van wat gezegd wordt. De Joodse traditie kent geen half-goden, god-mensen of onberispelijke heiligen. Zelfs zij die vanaf de geboorte gepositioneerd waren om tot grote acteurs in Israëls heilsgeschiedenis uit te groeien, moesten zich voorbereiden. Ieder heeft daarbij een lange weg moeten gaan van vallen en opstaan, van schaven en rijpen. Dat gold zelfs voor grote helden en profeten als Avraham, Ja'akov en Mosjč! De Joodse uitleg staat niet kritiekloos tegenover hun levenswandel, maar bewondert hun vermogen tot omkeer en vernieuwing. 

 

 

 

 

 

[8] Zie Maimonides: Morč Nevoechiem (Gids der Verdoolden) II, 32.Zie ed. S. Pines, Chigago 1963, II, p. 362.

 

[10] Zie Avot de-Rabbi Nathan, ed. A. Cohen, The Minor Tractates, p. 25; hier een min of meer omgekeerde redenering: God zou nooit gecommuniceerd hebben met Bileam, indien hij onbesneden was geweest.


[11] Zie Midrasj Bemidbar Rabba 20,1; Bileam doorbrak echter de morele orde en werd zijn opdracht ontrouw.

 

 

 

 

©  2012, dr. Marcus van Loopik, Hilversum

 

 


Vervolg sjioer 22 (Avot de-Rabbi Nathan 7a):
Basisknopkl.jpg (825 Byte)

 

 

Naar vorige pagina (Avot de-Rabbi Nathan p. 5):  Basisknopkl.jpg (825 Byte)

 

 

Naar het begin van de cursus (Avot de-Rabbi Nathan p. 1):  Basisknopkl.jpg (825 Byte)

 

 

Gaarne reacties en feedback:  m.loopik50@upcmail.nl Basisknopkl.jpg (825 Byte)